Vijf vragen aan... Franco Paris

Vraag 1: Geef eens een korte beschrijving van je instituut of afdeling (hoeveel studenten, hoeveel afgestudeerden per jaar, is je instituut een docentschap, bijvak of hoofdvak, hoe breed is het repertoire (taalverwerving, literatuur, taalkunde, cultuur, vertaalkunde, ...)?

In Napels bestaat de vakgroep Nederlands al meer dan 50 jaar. Jan Hendrik Meter, groot kenner van de zeventiende-eeuwse cultuur en literatuur in het algemeen en van Bredero en Heinsius in het bijzonder, was de grondlegger van de opleiding Nederlandse Taal- en Letterkunde, opgevolgd door Jeannette E. Koch, specialiste op het gebied van het oeuvre van L. Couperus en van de (post-)koloniale literatuur. Na 7 jaar (2002-2008) gedoceerd te hebben als docent op contractbasis heb ik de coördinerende rol van haar overgenomen in 2008, bijgestaan door een lectrice, Luisa Berghout, die taalverwerving geeft. De studenten volgen verder colleges literatuur, cultuur en vertaalkunde bij mij. Mijn onderzoek richt zich vooral op moderne poëzie, op het theater (Gouden Eeuw en hedendaagse toneelschrijvers) en op vertaling en vertaalgeschiedenis.

De studie Nederlands is een hoofdvak en kan deel uitmaken van verschillende bacheloropleidingen. Nederlands, als hoofdvak en bijvak, wordt steeds populairder. Er komen niet alleen maar jongens en meisjes uit Napels en omgeving, maar uit heel Zuid-Italië. Studenten moeten bij ons twee hoofdtalen volgen. In totaal hebben we dit jaar 58 goed gemotiveerde studenten (43 eerstejaars, 8 tweedejaars en 7 derdejaars), waarvan 40 hoofdvakstudenten. Wij kunnen ons nog steeds permitteren om onze studenten veel aandacht te schenken. Er is nog geen masteropleiding, voornamelijk vanwege een gebrek aan fondsen, maar gezien deze stijgende lijn is het steeds waarschijnlijker dat wij binnenkort zo’n opleiding op touw kunnen zetten, in samenwerking met de docenten Duits, Engels, Frans en Zweeds, die veel belangstelling tonen voor ons vak. De steun en de samenwerking met de collega’s zorgen ervoor dat de sfeer op onze universiteit bijzonder aangenaam en vruchtbaar is. Ik ben nu bv. betrokken bij twee onderzoeken, een over Bonnefoy en het vertalen van poëzie, in samenwerking met de docenten Frans, en een over Jan Fabre, in samenwerking met de docenten theaterwetenschap. Ik leg verder de nadruk op een betere samenwerking met andere docenten Nederlands op Italiaanse en buitenlandse universiteiten. Met de universiteiten van Triest, Milaan, Padua en Rome hadden we twee jaar geleden een vertaalproject rond Arnon Grunberg en dit jaar rond Tom Lanoye. In 2010 had ik regisseur-schrijver Paul Verhoeven op bezoek in Napels.   Dit jaar heb ik in Napels een vertaalworkshop en een congres georganiseerd rond Beatrijs in samenwerking met Padua en Boekarest, en gastcolleges gegeven op de universiteit van Ljubljana. In september heb ik een intensieve zomercursus Nederlandse Taal- en Cultuur georganiseerd op Procida, in een gebouw van mijn universiteit. 21 studenten Nederlands uit Portugal (Coimbra), Spanje (Barcelona, Madrid, Salamanca, Seviglia) en Italië (Triest, Milaan, Padua, Rome en Napels) volgden 4 dagen lang colleges bij Hanne Bongaerts (Salamanca), Luisa Berghout (Napels) en Marleen De Vries (schrijfster, neerlandica). Vorig jaar en ook dit jaar had ik gastdocenten uit Brussel (HUB, G. Bevilacqua), Ljubljana (A. Srebnik) en Padua (M. Prandoni) op bezoek, in het kader van Erasmusovereenkomsten. Onze studenten gaan ook vaak met Erasmus naar Vlaanderen of Nederland. Onze begeleiding houdt niet op bij het voltooien van de studie. Luisa Berghout is werkzaam als technische vertaalster en ik als literair vertaler, en het gebeurt af en toe dat getalenteerde studenten, mede dankzij onze professionele tips, hun eerste vertaalopdracht krijgen.      

Vraag 2: Waarom ben je zelf ooit Nederlands gaan studeren? En waarom kiezen studenten in Italië er nu voor om Nederlands te leren?

Ik heb oorspronkelijk geen Nederlands gestudeerd, maar Italiaanse Taal- en Letterkunde. Ik ben pas later Nederlands gaan studeren gedreven door, wat ik noem, een “intrigerende combinatie” van behoefte aan een andere cultuur, belangstelling voor de Nederlandse en Vlaamse kijk op het leven en liefde.

De meeste studenten van ons gaan Nederlands studeren om twee redenen. Aan de ene kant hopen ze daarmee een betere kans te krijgen op de arbeidsmarkt, aan de andere koesteren ze de droom om ooit in Nederland of in België te gaan werken en wonen, in hun ogen twee ‘beschaafde’ en rijke landen.

Vraag 3: Wat is de leukste ervaring met een student tijdens de colleges/lessen Nederlands

Het congres over Beatrijs (Napels, mei 2011), voorafgegaan door een vertaalworkshop met enkele studenten (maart-mei 2011) was cruciaal voor de toekomst van een vlotte derdejaarsstudente:  zij wil aan de slag met het vertalen van literaire teksten! Met haar en andere vier studenten ga ik nu verder, met extra colleges, met een nieuwe Italiaanse versie van Beatrijs. Wij zullen ook proberen om daar een toneelversie van te maken.

Ik stel dus mijn ervaring als literair vertaler ten dienst van dit enthousiaste groepje studenten, dat vind ik een fantastische en verrijkende ervaring.

Vraag 4: Hoe kijk je aan tegen Nederland als multiculturele samenleving?

Het is erg moeilijk om een kort antwoord te geven op deze vraag. Ooit was Nederland voor mij een voorbeeldige multiculturele samenleving. Het ‘Nederlands model’ bleek helaas niet feilloos te werken,  maar is nog steeds een inspiratiebron voor mij.

Vraag 5: "De internationale neerlandistiek is altijd in beweging. Wat zie jij als een goede ontwikkeling in de afgelopen jaren? En welke nieuwe ontwikkelingen zou je graag willen zien?

Veel van mijn collega’s gaan steeds comparatiever en internationaler werken, en deze aanpak beschouw ik als positief en bijna noodzakelijk. Ik maakte deel uit van de kleine groep docenten die twee jaar geleden in Utrecht het grote project ‘Beatrijs de wereld in’ bedacht. In Den Haag (september 2011), tijdens het afsluitende congres, merkte ik heel tevreden dat er enorm veel aandacht besteed werd aan de inspanningen en aan de bijdragen van de docenten extra muros die trouwens, met uitzondering van R. Sleiderink (Brussel), de initiatiefnemers en de organisatoren waren van het hele project. Een betere ontwikkeling kan ik me niet wensen.