Vijf vragen aan... Evie Coussé

Vraag 1: Wat maakt dat er een afdeling Nederlands in Göteborg bestaat?

Göteborg is vanaf zijn stichting nauw verbonden met de Lage Landen. De havenstad aan de westelijke kust van Zweden werd in de zeventiende eeuw gesticht als een strategische verdedigingpost tegen dreigende Deense invallen. De stad werd uit het niets opgetrokken door onder meer immigranten uit de Lage Landen die er binnen enkele decennia een welvarende havenstad van maakten. Men herkent de invloed van de Hollanders nog steeds aan de typische grachten in het historische stadcentrum. Ook vindt men nog heel wat Nederlands terug in officiële documenten uit die tijd. Nederlands aan de Universiteit van Göteborg dateert echter van veel recentere tijden. Mona Arfs heeft in 2010 een mooie geschiedenis geschreven van de neerlandistiek in Zweden in de bundel Neerlandistiek in Europa van Matthias Hüning en collega’s. 

Vraag 2: Geef eens een korte beschrijving van je instituut of afdeling (hoeveel studenten, hoeveel afgestudeerden per jaar, is je instituut een docentschap, bijvak of hoofdvak, hoe breed is het repertoire (taalverwerving, literatuur, taalkunde, cultuur, vertaalkunde, ...)?

Ik werk bij het instituut voor talen en literaturen van de Universiteit van Göteborg, in Zweden. Het instituut had tot voor kort een bacheloropleiding Nederlands met ongeveer een veertigtal studenten. Helaas is de bacheloropleiding voor onbepaalde duur van het opleidingsaanbod geschrapt na een negatieve evaluatie van de faculteitsleiding. Ondanks die harde klap verdwijnt het vak Nederlands niet helemaal uit Göteborg. Nederlands maakt (vooralsnog) deel uit van de masteropleiding vertalen en blijft één van onderzoekstalen aan het instituut. Ikzelf ben het meest actief op het vlak van onderzoek maar heb tot voor kort daarnaast altijd een paar uren per week gedoceerd.

Vraag 3: Waarom ben je zelf ooit Nederlands gaan studeren? En waarom kiezen studenten in Zweden er nu voor om Nederlands te leren

Ik heb Nederlands gestudeerd aan de Universiteit Gent van 1998 tot 2002. Aan de middelbare school had ik een bijzonder inspirerende lerares Nederlands – mevrouw Eeckhout, als ik het me nog goed herinner – die me de liefde voor literatuur bijbracht. Ik was in het bijzonder gefascineerd door het Middelnederlands. Van den Vos Reynaerde, Egidius waer bestu bleven…van die dingen. Die liefde voor literatuur heeft me ertoe aangezet Nederlands te gaan studeren. Het grappige is dat ik in de loop van mijn opleiding Nederlands steeds meer van de literatuur weg ben gegroeid en me steeds meer in taalkunde ben gaan interesseren. En dat terwijl ik maar een matige interesse had voor spraakkunst in de middelbare school! Allicht een herkenbaar traject voor wel meer taalkundigen…

De studenten in Göteborg beginnen doorgaans met hun studie Nederlands uit meer praktische redenen. De meeste studenten zijn moedertaalsprekers Zweeds en willen Nederlands leren om te kunnen communiceren met vrienden en familie in Nederland of België. Aangezien het Nederlands en Zweeds verwante talen zijn gaat het voor de Zweedse studenten relatief snel Nederlands te leren. Na slechts een paar maanden kunnen beginnende studenten zich al goed uit de voeten maken in het Nederlands. Je ziet daarom dat een heel deel studenten afhaakt na de beginnerscursus. Ze hebben immers een prima basis verworven in de Nederlandse taal, hebben de essentie geleerd over de Nederlandse literatuur, cultuur en geschiedenis, en zijn daarmee meer dan tevreden. Toch is er ook een groep studenten die zich verder wil verdiepen en doorgaat met de vervolgcursus en later verdiepingscursus tot aan de bachelorscriptie. Ik vermoed dat zij ook onverhoeds ten prooi gevallen zijn aan de liefde voor taal- en letterkunde. Niet meteen voor de hand liggende disciplines als je net van de middelbare school komt maar een voorliefde die gevoed kan worden! En het is mooi daar een hand in te hebben als docent…

Vraag 4: Houd je je ook bezig met onderzoek in de neerlandistiek? Waar doe je onderzoek naar? En waarom doe je juist onderzoek naar dit onderwerp? (Of: Als je een half jaar vrij kreeg om je alleen maar met onderzoek bezig te houden, hoe zou je die tijd dan besteden?)

Ja, ik houd me vooral bezig met onderzoek naar taalvariatie en taalverandering in het Nederlands. Mijn proefschrift (uit 2008) behandelde bijvoorbeeld variabele woordvolgorde in de geschiedenis van het Nederlands. Ik bestudeerde in teksten vanaf 1250 tot vandaag o.m. hoe de onderlinge volgorde van werkwoorden veranderd is in het Nederlands. Tegenwoordig analyseer ik een ander aspect van werkwoorden in het historische Nederlands. Ik ga na hoe samengestelde werkwoordstijden zoals de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) ik heb gespeeld ontstaan zijn naast de enkelvoudige tijden als de onvoltooid verleden tijd (v.v.t.) ik speelde. Die ontwikkeling strekt zich over meerdere eeuwen uit en kan nauwgezet in historische teksten geobserveerd worden. Ik kreeg onlangs een postdoctorale onderzoeksbeurs van de Zweedse overheid om me daar de komende drie jaar voltijds aan te mogen wijden in Göteborg. Een opsteker in deze crisistijden aan de afdeling Nederlands in Göteborg!

Vraag 5: De internationale neerlandistiek is altijd in beweging. Wat zie jij als een goede ontwikkeling in de afgelopen jaren? En welke nieuwe ontwikkelingen zou je graag willen zien?

Ik zou graag zien dat neerlandici in het buitenland meer zichtbaar zouden zijn in de neerlandistiek in Nederland en België. Hoe komt het dat er in de tijdschriften als Nederlandse Taalkunde of Nederlandse Letterkunde (om nu twee hoogaangeschreven tijdschriften te noemen met een brede opzet) hoofdzakelijk neerlandici publiceren uit Nederland of België? Hoe komt het dat ik op conferenties over het Nederlands voornamelijk Nederlanders en Belgen tegen het lijf loop? Wellicht zijn de neerlandici in het buitenland met minder en bovendien zal in vele buitenlandse afdelingen het zwaartepunt op onderwijs liggen zonder veel ruimte voor onderzoek. Maar heeft het ook niet met lef te maken? Durven om als niet-moedertaalspreker in het Nederlands te publiceren? Durven om als docent uit een kleine afdeling Nederlands het op te nemen tegen die hooggeleerde professoren uit Nederland en België? Ik weet het niet zeker maar durf me gerust tegen te spreken als ik het fout heb…