In Paramaribo vond van 11 t/m 13 november 2025 de 8e editie van het congres van de Caribische Associatie voor Neerlandistiek (CARAN) plaats. IVN-directeur Anne Sluijs was erbij en doet verslag.
Afgelopen maand had ik het grote voorrecht om naar Suriname te gaan. Het was een bijzonder verrijkend bezoek, niet alleen vanwege de lezingen en ontmoetingen, maar ook om in het echt mee te maken hoe het is om zo’n 7.500 kilometer van huis omringd te zijn door het Nederlands. Extra speciaal was dat Suriname die maand vijftig jaar Srefidensi (onafhankelijkheid) vierde.
Zoals in de meeste regio’s waar de neerlandistiek beoefend wordt, bestaat ook in het Caribisch gebied een eigen netwerk: CARAN. Hierbij zijn de universiteiten van Aruba, Curaçao en Suriname aangesloten. Elke twee jaar organiseert het bestuur met steun van de Taalunie een congres, steeds in een ander land. De congresbijdragen verschijnen vervolgens verzameld in een openbaar toegankelijke bundel, zoals ook die van de vorige editie op Aruba. Deze 8e editie vond plaats in Paramaribo, aan het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO) van de Anton de Kom-Universiteit. De organisatoren waren Hilde Neus en Usha Balesar.
CARAN-voorzitter Eric Mijts vertelde op de eerste congresdag over het belang van zo’n eigen netwerk. Voordat CARAN in 2011 werd opgericht, ontmoette men elkaar doorgaans alleen in Nederland en België. Voor de versterking en doorontwikkeling van een eigen neerlandistiek in het Caribisch gebied is het echter van belang om in de regio zélf de dialoog te voeren. Ik heb gemerkt hoe waar dit is. De aantallen onderzoekers en docenten zijn redelijk klein: logisch gezien de lage bevolkingsaantallen – ca. 640.000 in Suriname, ca. 110.000 op Aruba en ca. 160.000 op Curaçao - en de beperkte academische infrastructuur. Elkaar versterken door met regelmaat bij elkaar te komen en kennis te delen is dus essentieel. Maar ook om te laten zien dat je het zelf kunt doen, vrij vertaald van srefi den si.
Aan het congres namen zo’n 50 onderzoekers en docenten deel, vanuit de aangesloten CARAN-landen maar ook uit Bonaire, Nederland, België, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Denemarken. De conferentie verwelkomde in de oproep bijdragen over taalkunde, literatuur en onderwijs van en over de Caribische context, en daar was ruim gehoor aan gegeven. Het hele programma is hier te bekijken.
Opvallend veel nieuw onderzoek wordt momenteel gedaan naar taalvariatie in het Nederlands zoals gesproken in Suriname, Nederland, Vlaanderen en het Caribisch gebied, zo bleek op de eerste dag en een deel van de tweede dag die in het teken stonden van taalkunde. PhD-studenten Cora Cavirani, Frouke Vervaeke, Mishko Bhozinovski, Rhune Scheelen, Bart van Donselaar en Kimberley Jansen presenteerden elk vanuit hun eigen discipline fascinerende onderzoeken op het snijvlak van taal en identiteit. Steeds bleek dat toevoeging van de Surinaamse en/of Caribische casus leidde tot het nuanceren en loskomen van aannames over taalvariatie binnen het Nederlands in de lage landen. Een verschijnsel blijkt ineens niet typisch Nederlands-Nederlands of Belgisch-Nederlands te zijn.*
Ook Gunther Van Neste, algemeen secretaris van de Taalunie, belichtte in zijn openingswoord de impact van de toetreding van Suriname als geassocieerd lid van de Taalunie in 2004. Van twee partners naar drie veranderde de verhoudingen en dynamiek - in positieve zin. De meertalige realiteit die zo’n belangrijk onderdeel vormt van de Surinaamse identiteit kan ons bovendien veel leren. Omgaan met meertaligheid in het onderwijs, niet alleen in Suriname maar ook op de eilanden met weer een geheel eigen taalsituatie, was vanzelfsprekend een terugkerend onderwerp tijdens dit congres.
Zoals ook al bleek op het wereldcongres van de IVN in Brussel afgelopen zomer, is de internationale neerlandistiek doordrongen van het besef dat het Nederlands voortdurend in contact staat met andere talen en culturen. Voor veel internationale studenten Nederlands is die open blik ook wat de studie interessant maakt. Henriette Louwerse en Duco van Oostrum presenteerden op de tweede dag aanstekelijk hoe zij in hun onderwijs en onderzoek aan de Universiteit van Sheffield de Surinaamse geschiedenis en cultuur in een bredere Caribische en internationale context plaatsen. Bijvoorbeeld door met hun studenten teksten te vertalen, om te zorgen dat ze verder reiken dan alleen Nederlandstalige lezers en ook vanuit andere perspectieven bestudeerd kunnen worden. Buiten Nederland is er nog relatief weinig aandacht voor cultureel Suriname.
Op de derde dag mocht ik namens de IVN een sessie organiseren. Het was fijn om dat op de laatste dag te doen, na via alle lezingen en gesprekken geleerd te hebben over de contexten waarin de deelnemers uit Suriname, het Caribisch gebied en Europa zich bezighouden met neerlandistiek. Waar dit CARAN-congres de regio samenbrengt, wil de IVN als overkoepelend internationaal netwerk over regio’s heen de samenwerking en uitwisseling stimuleren en daarmee de neerlandistiek wereldwijd versterken.
Ik merkte tijdens dit congres, maar ook soms op andere plekken, dat nog niet iedereen weet hoeveel mogelijkheden daarvoor beschikbaar zijn: publicatieplatformen zoals Internationale Neerlandistiek en Mondiaal, ons wereldcongres (2028!), maar ook de bestaande en nieuwe subsidieregelingen waarvoor we samenwerken met de Taalunie. Nadat ik met bijval van Gunther Van Neste al die mogelijkheden onder de aandacht bracht, brainstormden de groepjes over de kansen voor versterking van de neerlandistiek in hun regio.
Na drie volle congresdagen, inclusief receptie op de Nederlandse ambassade, literaire avond en slotdiner, kon ik alle inzichten laten rondgaan in mijn hoofd tijdens een verdere reis door het prachtige binnenland. Dat je Nederlands kunt spreken met taxichauffeur, gids en hotelpersoneel waar je ook komt leidt automatisch tot veel gesprekken, over het land, haar geschiedenis en haar toekomst. Dat iemand blij opkijkt als je uit Nederland komt, houdt iets ongelofelijk dubbels als je je al jarenlang verdiept in de koloniale geschiedenis en de literatuur, podcasts en documentaires volgde. Maar alles ademt: wij willen vooruit. En de mogelijkheden liggen open, als de juiste beslissingen gemaakt worden. Ik kan niet anders dan Surinamers de best mogelijke toekomst wensen en hopen dat ik nog eens terug kan keren.
__________________________________
* ‘Surinaams’, ‘Vlaams’, ‘Hollands’? Ik weet niet meer wat ik zou moeten zeggen, sinds ik in de nieuwste CARAN-bundel Frauke Vervaekes boeiende onderzoek las naar taalnamen als indicatoren van normbewustzijn bij Nederlandstalige studenten uit Suriname, België en Nederland.
Bekijk ook ons eerdere nieuwsbericht over de CARAN-conferentie.