Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde

Siegfried Huigen analyseert de beschrijving van Kaap de Goede Hoop die de predikant Franois Valentyn opnam in zijn Oud en Nieuw Oost-Indin (1724-1726). Valentyns visie past in het toenmalige Nederlandse landschapsdiscours waarin de wilde natuur zoveel mogelijk gemarginaliseerd wordt. Voor wat betreft de informatie over het Zuid-Afrikaanse binnenland blijkt hij schatplichtig te zijn aan het kennisnetwerk van de VOC. Ook in Jeroen Dewulfs artikel over Tjalie Robinson speelt de westerse blik een kardinale rol. Dewulf laat zien hoe Robinson, alias Vincent Mahieu, zijn specifieke visie op de Indo-identiteit ontwikkelde binnen een niet-Indisch kader. Robinson liet zich inspireren door de Europese avant-garde en door Latijns-Amerikaanse denkbeelden over de mesties als toekomstmens.Verder bevat dit nummer een bijdrage van Youri Desplenter, waarin op grond van een acribische vergelijking van psalter- en bijbelpublicaties het bestaan vermoed wordt van een Middelnederlandse historiebijbel uit de omgeving van de Moderne Devotie. In een artikel over de verzameling-Trou Moet Blijcken, een uit Haarlem afkomstige reeks rederijkersteksten, pleit Marjolein van Herten voor uitgebreid codicologisch onderzoek, omdat hieruit belangrijke informatie ontleend kan worden over de herkomst en functie van dit soort handschriften.Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 127 (2011) 1 15,--ISSN 0040-7750TNTL verschijnt bij Uitgeverij Verloren Hilversum en wordt uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Meer informatie: www.tntl.nl