Taalcongres 10 oktober 2015: de meerwaarde van het Nederlands wereldwijd

TAALCONGRES 10 OKTOBER 2015: DE MEERWAARDE VAN HET NEDERLANDS WERELDWIJD

Dames en Heren,

De tijden zijn veranderd. De Europese culturele kaart is niet langer een puzzel met netjes afgelijnde culturen en dus is het navelstaarderige terugplooien op de eigen cultuur en het wanhopige afschermen van de taal niet meer zinvol en zelfs contraproductief. De tijd van de multiculturele maatschappij is definitief voorbij.  De interculturele maatschappij is aangebroken en daarom is deze sectie over De meerwaarde van het Nederlands wereldwijd in het colloquium van vandaag zo essentieel.

Er was een tijd dat de migratie binnen de E.U. overzichtelijk was, en zelfs min of meer gestuurd. Nederland en België, nodigden groepen Italianen, Marokkanen en Turken uit als ‘gastarbeiders’ om in de jaren van spectaculair aantrekkende economische activiteit die banen op te nemen waarvoor de autochtone bevolking paste – of moet ik zeggen ‘de neus ophaalde’. In een gidslandvlaag van goede bedoelingen  voorzag het Nederlandse beleid voor deze groepen zelfs Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur en – mondjesmaat – de mogelijkheid om Nederlands te leren. Dit multiculturele model is vandaag utopisch geworden . Wij leven nu in een Europa dat Steven Vertovec heel toepasselijk betiteld heeft als ‘superdivers’. Wat we de laatste decennia meemaken is een radicale diversifiëring van de diversiteit. Hedendaagse migratiepatronen hebben meer etnieën, talen, nationaliteiten en culturen naar Europa gebracht dan ooit tevoren. En bovendien is het migratieaandeel ook veel complexer gestratificeerd en versnipperd in transnationale, multiculturele, meertalige, religieus verdeelde, sociaaleconomisch verschillende nieuwkomers. In Vlaanderen en Nederland wonen de Indiase IT-specialisten nu naast de Poolse of Bulgaarse bouwvakkers, en die weer naast een Syrische moslimfamilie of een lesbische Hollandse moeder. Als op dit ogenblik de thuistaal van vier op tien Antwerpse, Gentse en Brusselse  basisschoolleerlingen niet meer het Nederlands is, is een rechttoe rechtaan Nederlandstalig onderwijs  zonder aandacht voor diversiteit niet alleen ondemocratisch maar gewoon dom en inefficiënt.

In een dergelijke context van superdiversiteit is onderwijs in eigen taal en cultuur zelfs niet meer haalbaar. En hier kom ik op het cruciale belang van wat hiervoor gepresenteerd is over de rol van Nederlands onderwijs in het buitenland en van de internationale neerlandistiek.

In deze tijd van grenzeloze mobiliteit, met voortdurend tegen elkaar aanschurkende en zelfs confronterende talen en culturen kunnen de Nederlandse taal en de Nederlandse cultuur het zich niet meer permitteren exclusief op de eigen taal en cultuur te focussen. Het voortbestaan en de legitimering van de Nederlandse taal en cultuur liggen voortaan in wat ik met Steven Greenblatt ‘culturele mobiliteit’ wil noemen.

De nog te ruim vigerende idee dat culturen tijdloze, stabiele en herkenbare entiteiten zijn is een mythe, evenzeer trouwens als de idee dat geworteldheid en geborgenheid  in een taal en cultuur ondertussen overbodig of verdwenen zijn  of vervangen zijn door een geglobaliseerde eenheidscultuur. Ook die laatste is een mythe. Wij, leden van de Nederlandse cultuur, moedertaalsprekers van het Nederlands botsen nog steeds tegen het andere en de andere aan. We hebben nog niet geleerd hoe we onze taal en cultuur in de nieuwe context van superdiversiteit hun legitieme plaats kunnen geven. Toch zit het exemplarische model voor die omgang met de om zich heen grijpende superdiversiteit vandaag al verscholen in die vele scholen met Nederlands onderwijs in het buitenland. Daar leert een generatie jongeren vanuit de vertrouwdheid met en het vertrouwen in de Nederlandse taal en cultuur complexloos omgaan met andere talen en culturen. Daar worden echte wereldburgers gevormd die zich niet opsluiten in een Nederlandse gettocultuur met een puristisch afgeschermd Nederlands of verloren lopen als ontwortelde kosmopolieten die zoals de wandelende jood door de wereld zwalken zonder ooit thuis te komen. Integendeel, vanuit een onbeschroomd vertrouwen in de eigen taal en cultuur worden ze opgeleid tot flexibele bemiddelaars, die vanuit het rustige besef in de waarde van de thuiscultuur open kunnen staan voor andere culturen. Zo worden in het NOB jongeren gevormd die in de superdiverse maatschappij van vandaag kunnen bijdragen aan de culturele mobiliteit die nodig is om adequaat om te gaan met de paradox van behoefte aan culturele identiteit en de realiteit van omringende diversiteit. Daarom moet de Vlaamse en Nederlandse gemeenschap dat Nederlands Onderwijs in het Buitenland koesteren.

Voor die fundamentele dialectiek tussen de eigen cultuur en de dynamiek die ontstaat uit het intense contact met ander culturen zorgt ook de internationale neerlandistiek. De docenten Nederlands in het buitenland zijn ideale mediatoren in de doorlopende vertaalslag die talen en culturen in contact tegenwoordig permanent moeten uitvoeren. Zij kennen de cultuur waarin ze zich bewegen, maar zijn even vertrouwd met de cultuur van Vlaanderen en Nederland. Ze kennen de hinderlijke cultuurhobbels die de culturele mobiliteit verstoren. Zij timmeren nietsontziend aan de weg voor het Nederlands en de Nederlandse cultuur. Daarom is steun aan de buitenlandse neerlandici, steun aan ons egoïstische eigenbelang. Zij effenen het pad voor onze cultuur én economie. Zij zorgen voor de directe zichtbaarheid van Vlaanderen en Nederland in het buitenland. Dat beseft de politiek jammer genoeg veel te weinig. Het is grotendeels dankzij die enthousiaste, bevlogen neerlandofielen in het buitenland dat Vlaanderen en Nederland een herkenbaar imago hebben. De buitenlandse neerlandistiek is ‘de warme arm om de schouder van onze taal en cultuur’. En die ‘warme arm’ hebben we blijvend nodig als we Nederland en Vlaanderen ‘in de markt willen zetten’ , zoals politici dat dan zo graag noemen. De buitenlandse neerlandici moeten verwend worden in plaats van verwaarloosd. Zij zorgen er dag aan dag voor dat Vlaanderen en Nederland kenbaar en herkenbaar zijn van Olomouc tot Napels, van Sint-Peterburg tot Barcelona, van Shangai tot Triëste. Hun werk is al lang geen verkapte nationale propaganda meer, maar hedendaags postmodern interculturalisme , gebaseerd op kennis van hun eigen taal en cultuur en bewondering voor de taal en cultuur van Vlaanderen en Nederland. Zij zijn belangrijker dan ambassades, biënnales en diplomatieke missies. Zij nemen continu de hobbels waar marketeers over struikelen. Zij maken op hun specifieke doelgroep afgestemde taalcursussen Nederlands. Nederlands voor Duitsers, Tsjechen, Serven, Spanjaarden, Italianen… waarmee ze voor een generatie jongeren de koninklijke weg openen tot onze cultuur, maar tegelijk de volwaardigheid van het Nederlands in een internationale context bevestigen, vaak beter en overtuigender dan we het zelf doen. Of, om het met de woorden van prof. Bob Kirsner van de University of California te zeggen: “Dutch is too mportant to leave it tot he Dutch!”

En dat blijkt ook uit de vele schitterende introducties die ze bezorgen tot onze literatuur en cultuur. Ik kan u zo tig literatuurgeschiedenissen en handboeken noemen geschreven voor een Frans, Duits, Engels, Italiaans, Tsjechisch, Servisch publiek. Harba Lori Fa voor de Italianen, Handbuch Niederländisch van Jelle Stegemann voor de Duitstaligen, A Literary History  of the Low Countries  van Theo Hermans voor de Engelstaligen, Dêjiny nizozemskè a vlámské literatury van Wilken Engelbrecht voor de Tsjechen, etc. Deze werken beperken zich niet tot een brave vertaling van onze literatuurgeschiedenissen, maar ze gaan uit van de thuiscultuur. Ze kijken naar parallellen, verborgen en opvallende contacten, spanningen tussen thuiscultuur en de Nederlandse, en zeker naar de identiteit van onze cultuur. Kortom, ze gaan uit van de dynamiek van culturele mobiliteit. Bovendien vertalen buitenlandse docenten tegen de sterren op onze literatuur. Orsolya Varga in het Hongaars, Jelica Novakovic in het Servisch, Sofie Sun in het Chinees, Franco Paris in het Italiaans, etc. Met die vertalingen dompelen zij de andere onder in het denken en doen, het betekenispotentieel van de Vlaamse en Nederlandse gemeenschap.

Daarnaast zij heel veel buitenlandse docenten ook nog eens gedreven actoren in het organiseren van direct contact. En daarin is hun inventiviteit bewonderenswaardig. Ik noem exemplarisch de studiereis die Anne van Raemdonck van de Universiteit van Barcelona organiseert voor haar masterstudenten naar de Vlaamse Van der Weijden-tentoonstelling in Madrid, of de tentoonstelling oude Nederlandse drukken in het museum in Olomouc van Wilken Engelbrecht; ik noem de lezingen in het nationaal museum in Belgrado die Jelica Novakovic organiseert over Mondriaan en Rubens of de literaire festivals van Laurette Artois in Frankfurt.

De Nederlandse Taalunie heeft de dure plicht deze ondergewaardeerde culturele ambassadeurs en bemiddelaars ten volle te blijven steunen, maar ook onze Vlaamse en Nederlandse politici zou beter mogen beseffen dat investering in deze groep een ongelofelijke ‘return on investment’ oplevert, om het in hun koopmansjargon te formuleren.

Mijn dringende oproep: laat in uw eigenbelang het Nederlands Onderwijs in het Buitenland niet in de kou staan en investeer in de jonge, dynamische bemiddelaars van de buitenlandse neerlandistiek, niet met een symbolische aalmoes, maar met volwaardige structurele steun. Zij verdienen het.

Ludo Beheydt