Stripverhalen

In mijn kindertijd waren stripverhalen niet erg in tel. Veel mensen hadden er bezwaar tegen. Mijn ouders bijvoorbeeld. Maar ook de leerkrachten op school. En zo nog een heleboel andere mensen. Ik geloof niet dat mijn vader me regelrecht verbood een stripverhaal te lezen, maar de afkeuring was massief aanwezig. Ik herinner me dat ik van een vriendje eens een Kuifje-album mocht lenen. Uit voorzorg smokkelde ik het in mijn boekentas het huis binnen, regelrecht naar mijn zolderkamertje. Bewaarplaats: onder mijn matras. Na lezing heb ik het gevaarlijke boek op dezelfde manier het huis uit gebracht en het op school gauw weer terug gegeven aan de eigenaar. Die daar trouwens op het schoolplein ook niet mee te koop liep.

Ik denk niet dat mijn vader, als hij het album ontdekt had, het me op staande voet had laten terugbezorgen. Zo was hij niet. Maar ook zonder dat was duidelijk dat stripverhalen niet deugden. Stripverhalen lezen, dat bracht je af van het lezen van echte boeken, goede boeken, boeken met uitsluitend of toch overwegend tekst. Wie gewend raakte aan strips, zou weldra niet meer in staat zijn een serieus boek te lezen.

Er waren mensen die daar anders over dachten. Die meewarig deden over die domme afwijzing. Na verloop van tijd kwamen er zelfs progressieve leraren die het lezen van strips stimuleerden: via strips zouden de leerlingen als vanzelf straks naar de echte boeken grijpen. Maar zij waren een minderheid.

Een minderheid die gaandeweg aangroeide tot een meerderheid. Zij die strips nog afwijzen omdat ze het pad naar het echte boek zouden bemoeilijken, zijn intussen zwaar in de minderheid. Veel leraren zijn intussen progressieve leraren geworden, en ik geloof dat er nog maar weinig ouders zijn die stripverhalen proberen te weren uit het gezin.

Maar er heeft zich intussen ook iets anders voorgedaan: namelijk een massale ontlezing. De jeugd leest nog maar weinig. Jongens nog minder dan meisjes. En niemand weet hoe dat komt.

Hadden mijn ouders en mijn meesters en juffen en zovele anderen destijds dan toch gelijk? Ik bedoel: was hun vrees gerechtvaardigd? Is door de geweldige overvloed aan strips, en de acceptatie van het strip-lezen, dan toch gebeurd waar zij al zo bang voor waren? Ik zou het niet durven zeggen. Ik heb geen idee. Ik denk dat het verband tussen (sterk) toegenomen strip-lezen enerzijds en ontlezing anderzijds volstrekt niet aangetoond is. Misschien ook wel nimmer aan te tonen is.

Maar, en daar gaat het mij om: de omgekeerde stelling is minstens even onbewezen! Het zou de voormalige voorstanders van striplezen en al degenen die reflecteren op dat dwaze en bijgelovige vooroordeel uit de jaren vijftig en zestig, sieren als zij in hun dedain een toontje lager zouden zingen dan ze veelal doen.