Over wandelende bomen

In het ‘Duits Historisch Museum’ op Unter den Linden te Berlijn is een tentoonstelling gewijd aan het ‘Woud’, met een hoofdletter. Als ik ‘Wald’ met bos vertaal, houd ik geen rekening met de betekenis die deze grote ‘houtachtige gewassen’ volgens de makers van de tentoonstelling hebben.

De volledige titel luidt ‘Unter Bäumen. Die Deutschen und der Wald’. Op de website van het museum (www.dhm.de) wordt beweerd dat wouden en bomen in Duitsland over een ‘grote symbolische, spirituele en sprookjesachtige uitstralingskracht beschikken en ze van oudsher het onderwerp van literatuur, kunst en muziek vormen. Op die manier heeft het woud zich diep in het bewustzijn van de Duitsers verankerd – niet alleen als wij onder bomen wandelen.’

Interessant is de overgang van de ‘Duitsers’ naar ‘wij’ in de laatste zin. Maar daar wil ik het niet over hebben. Mij gaat het om iets anders. Bomen in het woud belemmeren bijvoorbeeld de wijde blik. Als het denken wordt beperkt, duiken er dwergen, gnomen en tovenaars op. Op het strand heb ik ze nog nooit gezien.

Verder is het de vraag of het juist is dat ‘wij onder bomen wandelen’ en bomen onbeweeglijk zijn. Ooit heb ik een bioloog – ook natuurwetenschappers hebben dikke duimen – horen verklaren waarom bomen geen ogen hebben. ‘Als ze ogen zouden hebben,’ sprak hij, ‘dan zouden ze opzij springen als er een auto op ze af kwam rijden.’

Ook stadsbomen belemmeren soms het zicht. Wie een tram te laat ziet aankomen omdat het zicht door een boom wordt versperd, zal die blinde boom de schuld geven, misschien zelfs vermoeden dat die zojuist precies in die hoek is gaan staan. Als dat tot ongelukken leidt, worden er van hogerhand maatregelen genomen. Men besluit de boom om te hakken.

Dit gaat niet zonder slag of stoot. In mijn buurt wonen drie oude mannen met lang wit haar en een lange witte baard. Zij lijken sterk op elkaar en zonder dat zij ooit met elkaar hebben gesproken, kennen zij elkaar bij naam.

Een van hen ken ik goed. Omdat hij jarig was, kocht ik bij de schone boekhandelaarster bij mij om de hoek een cadeau, Hitler war meine Mitgift, een boek van Thomas Harlan. Indirect gaat dat ook over het Duitse ‘Woud’. Ik vroeg haar het boek als cadeau in te pakken en ook of zij mijn oude, witbebaarde vriend kende, voor wie het bedoeld was. ‘Heeft hij vorige week daar de hele dag een boom omarmd?,’ vroeg ze en wees naar de straat waar alleen nog een stomp te zien was. Ik moest het antwoord schuldig blijven en beloofde het na te vragen.

Mijn vriend was blij met het cadeau. Ik vroeg hem of hij vorige week woensdag een van de bomen langs de tramrails had omarmd. Hij dacht even na en zei toen: ‘Nee, dat was ik niet. Toen was ik de hele dag thuis. Dat moet een van die andere twee zijn geweest.’

Jaap Grave (Berlijn)