Niet praten, maar fluisteren op het FBE examen

Een van mijn bezigheden op Sint Maarten  is, tijdens de lagere school FBEexit examens – te vergelijken met de Nederlandse cito-toets – te ‘supervisen’ namens het ministerie van Onderwijs. ‘Supervision’ is een groot woord. Het komt erop neer dat we (met mij zijn er nog een stuk of 25 anderen) op een ons toegewezen school  samen met de leerkracht tijdens de examens gaan surveilleren en daarvan een zeer beknopt rapportje uitbrengen. Ik doe dat elk jaar met veel plezier. Natuurlijk ben ik altijd zeer geïnteresseerd in het examen Nederlands. ‘Mijn’ school is een engelstalige school en moet hetzelfde Nederlandse werk maken als de Nederlandse scholen, die overigens de minderheid vormen op het eiland. Het Nederlandse werk bestaat elk jaar uit twee toetsen.  Een voor de vocabulaire, waarin dit jaar onder andere werd gevraagd  naar het tegenovergestelde van praten. Van zwijgen had nog nooit iemand gehoord, dus werd er massaal aangekruisd fluisteren. Het werk stond bol van dit soort termen die de kinderen nog nooit  tegen waren gekomen. Natuurlijk is nationaal-internationaal iets makkelijker te herleiden, maar toch. De kinderen hebben op school alleen de eenvoudige materie aangeboden gekregen, zoals gezond-ziek, lief-stout, nat-droog, en blij=verheugd, boos=kwaad, enzovoort. Mijn hart brak voor ze. We hadden 60 minuten voor deze toets. In mijn klas was de eerste leerling na 5 minuten ‘klaar’.

Maar goed, met frisse blik op naar de tweede Nederlandse toets. Tekstbegrip. Opnieuw verschrikkelijk, om te janken! 4 teksten in totaal, waarvan de eerste tekst een hele folio-pagina besloeg. En het eerste dat mijn arme kleintjes te lezen kregen, de titel van de eerste tekst, was: Kinderarbeid afgenomen na Westers ingrijpen? De enkele puur Nederlandse kinderen die hier voor 3 jaar wonen met de ouders zullen het misschien hebben verstaan, maar daar blijft het ook echt bij. Zelfs op de Nederlandse basisscholen wordt er niet zoveel Nederlands gesproken of onderwezen dat de kids deze titel gewoon kunnen begrijpen. Ik geef  bijles aan onder andere een 6e klasser, Nigel.  Hij is zeer pienter en leergierig, is alleen maar op Nederlandse bijles omdat hij op een Engelse school zit en zeer verstandige Engelssprekende ouders heeft die inzien dat we op een Nederlands eiland toch echt de Nederlandse taal hard nodig (zullen gaan) hebben. Nigel wist niet wat kinderarbeid was, kon het woord arbeid ook niet afleiden uit de tekst (waar verder over werk werd gesproken), afgenomen was volgens hem afgepakt, Westers totaal onbegrijpelijk  in deze context, en ingrijpen zou wel iets te maken hebben met begrijpen.

Dat was nog maar de eerste tekst. De tweede tekst die minder lang was, ongeveer een halve foliopagina, had als titel: Britse peuter kan niet stoppen met lachen. Nigel begreep wel het woord Brits (geen enkel kind uit ‘mijn’ examenklas kende dit woord), maar van peuter dacht hij dat het een naam was, zoiets als: Britse Andrew Johnson. De rest van deze titel was te begrijpen. Maar dan komen we in de eerste zin, die het heeft over een zeldzame genetische aandoening. Opnieuw een hele zinsnede zonder een bekend woord.  De derde tekst sprak over meelwormenhapjes, insectenkwekers en een krekelkroket. Zo zou ik nog even door kunnen gaan. Ook bij de tweede toets (waar 120 minuten voor stond) moest ik in mijn procesverbaal opschrijven dat het eerste kind na 5 minuten klaar was. De leerlingen waren niet eens boos, ze waren verslagen. Boos waren ze op het rekenwerk, veel te makkelijk, hebben ze zich daarvoor zo uitgesloofd het hele jaar? En boos ook op het Engelse werk. Veel te makkelijk, dat waren teksten voor kleine kinderen.

Ik heb enig denkwerk gedaan. De andere vakken, Algemene Kennis, Rekenen en Engels, waren goed te doen tot veel te makkelijk. Dat zou kunnen betekenen dat de opstellers van de examens de kinderen tegemoet hebben willen komen met de andere vakken, omdat het Nederlands zo moeilijk was. We hebben hier op het eiland  maar één Nederlandse middelbare school, die op het ogenblik overspoeld wordt met leerlingen die het Nederlands niet (voldoende) machtig zijn.  De enige valide reden die ik kan bedenken voor dit vreselijke examenwerk is dat men wil voorkomen dat deze trend (van slechte Nederlandse taalbeheersing op de Nederlandse school) zich doorzet. Maar als dat zo is, waarom dan niet gewoon het Nederlandse examen optioneel gesteld? Waarom al die Engelssprekende kinderen, die helemaal niet naar een Nederlandse school willen, opzadelen met dit vreselijke examen? Bovendien, op een examen zaken bevragen die nooit aangeboden zijn, is een zeer slechte manier van toetsen. Met het onderhavige examen is hooguit te bewijzen welke kinderen thuis Nederlands spreken en welke niet. De ellende is dat het om meerkeuze vragen gaat, dus is er een gerede kans dat er toch een  groot aantal kinderen zal slagen, vanwege iene miene mutte (uiteraard in de engelse versie: ini, mini, myni, mo).

Renate Sluisdom (Sint Maarten)