Met Mulisch op het station

Sinds een paar jaar vind je hier langs sommige ov-routes van die ‘boekhaltes’. 

Bus-, tram- en treinhaltes met kastjes vol boeken, tot nut en genot van de reizigers. Er staat van alles door elkaar en in allerlei talen: literatuur, reisgidsen, kookboeken, handboeken over techniek en geneeskunde, atlassen, geschiedenisalbums, tijdschriften en zelfs bruikbare schoolboeken.  Als de initiatiefnemers tot doel hebben de passagiers ervan te weerhouden eindeloos en constant op hun mobieltjes te turen, dan zijn ze daar aardig in geslaagd. Zo te zien wordt er behoorlijk gebruik gemaakt van deze ov-bibliotheken. Door jong en oud. 

In de hal van een treinstation vond ik tot mijn verbazing de Vijf fabels (De Bezige Bij, Amsterdam, 1995) van Harry Mulisch.  Ik kende deze verhalenbundel niet en op zo’n 3500 km ten oosten van de plek van de oorspronkelijke publicatie, begon ik er voor het eerst in te lezen. Het verhaal 'Voorval' trok mijn aandacht. De protagonist is een ingenieur van in de vijftig die op een stormachtige dag de gigantisch hoge toren waaraan hij werkt nog even komt inspecteren. Hij glijdt uit en valt van de vijfenvijftigste verdieping naar beneden. Door een plotselinge rukwind waait hij de negenenveertigste verdieping weer veilig naar binnen. In die paar seconden flitst zijn hele leven aan hem voorbij. Het grootste deel van het verhaal speelt gedurende het tijdsverloop van die enkele seconden. Echter niemand gelooft zijn avontuur, zodat hij besluit het als niet gebeurd te beschouwen.

Daar, op het treinstation besloot ik het verhaal  ‘Voorval’ te gaan behandelen met mijn gevorderde studenten Nederlandse taalkunde. Deze filosofisch getinte fabel onderscheidt zich qua omvang, strekking, thematiek en verteltoon aanzienlijk van de roman De aanslag die zij al hadden doorgenomen.  Bovendien vond ik het ook heel geschikt voor een vergelijkende analyse van de twee teksten. Een goed voorbeeld om aan te tonen hoe je bij één en dezelfde auteur verschil in woordkeus, constructies, zinspatronen en informatiestructuur kunt aantreffen naar gelang de type tekst. Zo’n analyse sluit ook prima aan bij de methodologische benadering van ons departement Functionele Linguistiek, waar descriptieve taalkunde wordt bedreven en talen van zoveel mogelijk diverse taalfamilies worden onderzocht vanuit actief taalgebruik in bestaande teksten. Allerlei soorten teksten, zowel geschreven als gesproken, zowel proza als poëzie. Elke tekst is gelijkwaardig en legitiem voor analyse.  De studenten krijgen dan ook een grote verscheidenheid aan genres voorgelegd ter bestudering, conform het talenpakket van hun keuze. Literatuur, krantenartikelen, interviews, wetenschappelijke verhandelingen, verkooppromotie zoals  advertenties en reclameslogans, humoristische anekdotes en moppen, en nog veel meer. Hierdoor doen ze allereerst kennis op over de uiteenlopende taalstructuren vanuit een zo breed mogelijk perspectief. Daarbij verkrijgen ze ook inzicht in de kenmerkende talige verschijnselen en de specifieke opbouwstrategieën die zich in de afzonderlijke teksttypen manifesteren.

Ze hebben niet eens geklaagd, mijn studenten, over de tamelijk complexe fabel 'Voorval', die ook nog eens is doorspekt met allerlei technische termen. Een gemotiveerde cursist heeft zelfs een werkstuk geschreven over de distributie van indirecte vraagzinnen in beide teksten.  Die vrijdagmiddag heb ik door Mulisch de treinaansluiting gemist naar mijn logeeradres. Na een paar keer overstappen kwam ik uiteindelijk anderhalf uur later dan afgesproken op plaats van bestemming.   


Geschreven door Mieke Daniëls -Waterman (Jerusalem)