Matjas, baas en bolleboos

Volgens een recente Britse enquête hebben herinneringen aan het eten uit je jeugd een grote invloed op je voedingsgewoonten als volwassene. Expats zullen daardoor altijd blijven hunkeren naar het voedsel waarmee ze zijn grootgebracht.  Emigreren naar verre landen betekent echter niet noodzakelijk een afscheid van de traditionele producten en gerechten. Soms zijn die producten zo beroemd en vermaard dat ze gewoon te koop zijn in de supermarkt in je huidige woonplaats. Neem nou, ‘mat-jas’. Daarmee wordt hier haring bedoeld. Matjas is een verbastering van maatjes(haring) en is al een soortnaam geworden. Ik ben ‘matjas hollandie’ (Nederlandse) tegengekomen, maar ook Russische, Provençaalse, zure matjas en nog meer. Een van de bekende visfabrikanten legt op zijn site uitgebreid het verschil uit tussen ‘echte matjas’ en ‘Nederlandse matjas’. 

Matjas is niet het enige leenwoord uit het Nederlands.  Er staan ook potjes rolmops en blikjes gerookte ‘sprattiem’ (sprotten) in de schappen. We hebben ‘wafliem’ (wafels) in alle soorten en maten. De gele kaassoorten heten vaak Edam en Gouda, waarbij het foneem /g/ hier als een [g] wordt uitgesproken, ondanks het feit dat het Ivriet ook een veel gebruikte velaire [x] bezit. Waarschijnlijk gaan sprekers bij een uitheemse naam automatisch over op een ander klanksysteem.

Alhoewel de Academie voor de Hebreeuwse Taal erg haar best doet geïmporteerde woorden te weren door er wetenschappelijk gefundeerde vervangingen voor te vinden, heeft zij gefaald wat betreft ‘matjas’ dat zelfs een eigen lemma in het meest gezaghebbende woordenboek heeft verworven. De scheepvaart, de landbouw, het waterbeheer en andere categorieën hebben ook uitleenwoorden aangeleverd. Maar het meest uitgeleende Nederlandse woord 'baas' dat je hier wel in de spreektaal hoort in de vorm van het Engelse ‘boss’, is niet in het Ivriet (modern Hebreeuws) opgenomen. Op de site van de Etymologiebank wijzen de wetenschappers op de onbekende en duistere herkomst van 'baas', en men denkt dat “het waarschijnlijk gaat om een woord uit een niet-Indo-Europees substraat”.  Volgens het WNT betekende het oorspronkelijk “hoofd van het huisgezin”. Deze betekenis  werd later uitgebreid naar “iemand die boven anderen staat en uitmunt”.

Het is interessant dat de betekenis van een  Hebreeuwse genitiefverbinding  in dezelfde semantische sfeer, namelijk ‘ba'al bajit’ (huiseigenaar of pater familias) werd uitgebreid naar iemand die het zich kon veroorloven te leren en kennis te vergaren. Via de West-Asjkenazische uitspraak is deze genitiefverbinding in het Nederlands verbasterd tot bolleboos: iemand die uitsteekt boven anderen, en uitmunt!   

Mieke Daniëls-Waterman (Jeruzalem)