Marokkaanse vaders

Rond de tijd dat ik Nederlands les gaf in het buurthuis Al Mawadda in Slotervaart, zo'n 11, 12 jaar geleden, startte ook een ander initiatief: de Marokkaanse vaders.

Wellicht kent u het nog. Slotervaart was in die tijd niet al te toegankelijk voor de politie. Het August Allabplein werd zelfs als een `no go area' gezien. Ik geloof dat situatie nu verbeterd is. Maar in die tijd hingen jongeren tot laat op straat rond en haalden rotzooi uit. Ouders werden aangesproken op het gedrag van hun kinderen en enkelen van hen vonden dat ze het heft in eigen handen moesten nemen en 's avonds de straat op moesten gaan.

Ondertussen zat ik op de dinsdagavond met tien tot vijftien zeer goed opgevoede Marokkaanse jongeren, die nooit in hun leven een vlieg kwaad hadden gedaan, net uit Marokko kwamen en hier in Amsterdam hun toekomst probeerden op te bouwen, in een bedompt zaaltje met vijftien schriftjes, potloden en kopietjes van de IJsbreker I, Nederlandse woorden en zinnen te oefenen. Geen rotzooi in mijn klas. De heren veegden zelfs in de pauze het bord voor mij uit en haalden muntthee, met veel suiker uiteraard. Alles voor de 'joef'.

In mijn klas werd ijverig gewerkt en zetten de heren kleine maar gestage stapjes in de Nederlandse taal. Dat zagen de Marokkaanse vaders ook. Zij liepen wel eens achter door het lokaal om een kop muntthee te gaan halen als ze net op patrouille door de wijk waren geweest en dan knikten ze goedkeurend. De vrolijke ijver in mijn klasje bracht één van hen zelfs op het onzalige idee om een Nederlandse Marokkaan die hij op straat had 'gevonden' en met wie hij zo snel niet naar huis kon, bij mij in het klasje te parkeren.

Ik was niet ad rem genoeg om hem direct te weigeren. Iedereen is welkom dacht ik nog. Alleen merkte ik maar al te snel dat hij gewoon Nederlands sprak en dat ook duidelijk wilde laten merken. Hij leek er plezier in te hebben om de concentratie van de anderen te verstoren en ongepaste opmerkingen in mijn richting te maken. Gelukkig waren we nog niet bij de les 'beledigingen in het Nederlands' en begreep de rest van mijn leerlingen niet letterlijk wat hij zei, maar ze hadden wel een idee.

Snel dacht ik na. Nu kwam het erop aan. Als ik nu verloor, had ik het voor altijd verloren bij de groep en kon ik beter stoppen met de lessen. Ik vertrouwde op de motivatie van mijn leerlingen om wat te leren en op het vertrouwen dat ik inmiddels bij hen had opgebouwd. Ik had maar één kans.

Ik rechtte mijn rug en sprak de jongen streng en duidelijk toe:
`Ik weet dat je goed Nederlands spreekt. Jij kunt hier niets leren.
Daarom vraag ik je nu te kiezen. Of je gaat weg, of je blijft hier en helpt de rest,
maar ik verbied het je dat je het hier voor je klasgenoten verziekt.

'Mijn leerlingen konden onmogelijk letterlijk verstaan hebben wat ik zei, maar ze begrepen het wel en ze richtten zich allemaal tot de onruststoker en herhaalden mijn boodschap nog eens in eigen woorden in het Arabisch en het Frans.

Ik stond te bibberen op mijn benen, maar deed net of het me koud liet en wachtte zijn reactie af....Die bleef uit. Of liever gezegd, hij bleef, en hij bleef stil en bleef dat de rest van de les. Mijn verbazing daarover en mijn opluchting groeide gaandeweg en ik merkte dat ook de leerlingen nog iets meer hun best deden dan normaal om mijn vragen te beantwoorden.

Het deed me goed. Stiekem was ik de kleine onruststoker zelfs dankbaar. Nu ik dit had gedurfd, durfde ik alles. Bijvoorbeeld de Marokkaanse vaders laten weten dat ik niet op Nederlands sprekende leerlingen zat te wachten en dat ze die zelf onder hun hoede moesten nemen. En ik kreeg nog meer respect voor deze vaders dan ik al had: kinderen die niet van jou zijn, aanspreken op hun gedrag, dat vraagt durf en inlevingsvermogen. Ik reed fluitend naar huis. Volgende week mocht ik weer.

Ingrid Magilsen (Eindhoven)
www.magilsen.nl