Dubbelnummer VakTaal 2 en 3

VakTaal 2 en 3 verschenen eind juni samen in een dubbelnummer. 

Door Iris van Erve

VakTaal 2018 nr. 2: In beweging

Op het moment dat ik mij aan deze tekst zet, zie ik op straat iemand een krant verliezen. Het is een nog op ouderwetse wijze in elkaar gezette krant helaas en niet de door papierschaarste op glanzend papier geniete bijlage. Grote bladen krantenpapier worden gegrepen door de wind en vliegen alle kanten op. De wandelaar in kwestie moet zijn tas neerzetten om achter de ongevouwen vliegtuigjes aan te gaan. Nederlands in beweging, het had niet letterlijker geïllustreerd kunnen worden.

Andrea Djarwo legt in deze VakTaal ook het verband tussen het gebruik van bepaalde woorden bij plaatjes, te weten het gebruik van imperatieven in de ons zo bekende stripverhalen van Suske en Wiske.  Ik weet zeker dat iedereen die dit leest, direct een beeld heeft van de bedoelde uitroepen en plaatjes. Beide delen zijn onmisbaar in het verhaal: je kunt niet zonder uitroep en je kunt niet zonder plaatje om de precieze emotie en situatie te begrijpen. In het geval van Suske en Wiske is er doorgaans weinig sprake van onduidelijkheid. Michal Korenar is met een stuk verfijnder deel van de taal bezig. Hij laat zien dat subtiele verschillen in taal onze innerlijke processen beïnvloeden en daarmee getuigenverklaringen, informatieverwerking en gedrag. Een vraag anders stellen kan grote gevolgen hebben voor de zaak waar het om draait. De tweespalt tussen hoe complex taal is terwijl het tegelijkertijd moeiteloos lijkt te worden geleerd wordt ook aangestipt door Judith Rispens in het interview dat Marc van Oostendorp met haar hield. Tegelijkertijd behoort dit ook eigenlijk tot de basale kennis van taalverwerving: het lijkt makkelijk ‘woorden + regels = taal’. Maar wat als Nederlanders zich ‘buitenlander’ noemen en daarmee bedoelen dat ze Nederlander zijn? Een complexe zaak om uit te leggen, zoals Pomme van de Weerd ons laat zien, maar doodsimpel voor de gebruikers. Zij weten precies wie en wat bedoeld wordt.

Taal is veel waard. Dat we dit ook letterlijk kunnen nemen, blijkt uit het stuk van Lotte Jensen. Zij beschrijft hoe de opbrengsten van gelegenheidspublicaties en zelfs een dichtersportret bijdroegen aan inzamelingen voor het goede doel bij een ramp. Minder letterlijk, maar zeker zo duidelijk schetst Triaswarin Sutanarihesti de steeds veranderende culturele waarde van een monument in Depok (Indonesië). Blijvend inspelen op deze veranderingen blijft lastig. Tiemen Wind komt op voor de Caraïbisch-Nederlandse literatuur die tot zijn verbazing eigenlijk helemaal niet meer voorkomt in de geijkte literatuurmethoden op middelbare scholen in Nederland. Wat zegt dit over de waarde van deze literatuur, of over de waarde van onze literatuurmethoden? Vooral deze laatste makers laten zich kennen. Zij zouden Marcin Polkowski moeten lezen over hoe de ‘Moderne Devoten’ ervoor zorgden dat het Middelnederlands een taal werd waarin alle betekenisnuances van Latijnse teksten konden worden weergegeven. Bovendien brachten deze devoten talrijke religieuze teksten naar de Nederlanden, om te vertalen en daarmee te verspreiden. Vertalen stond destijds dus al voor wereldkennis, toegankelijkheid, leren en weten. De vertaler neemt hierbij alle rollen op zich. Dat dit een actualiteit van jewelste is, wordt komisch duidelijk in het artikel van Zeljana Pancirov.  Bij het vertalen van een toeristische tekst van het Kroatisch naar het Nederlands liep Pancirov al bij de eerste regel vast: je of u?

En zo is gelijk ook weer duidelijk hoe Nederlands zich over de wereld beweegt, Nederlands is een mondiale taal.

Zie https://colloquium.ivn.nu voor het 20e internationale Colloquium Neerlandicum dat 27 t/m 31 augustus 2018 plaatsvindt in Leuven.

VakTaal 2018 nr. 3: t kan verkeeren!

Hoewel deze uitdrukking tegenwoordig niet meer veelgebruikt te noemen is, zullen veel mensen de betekenis kennen en wellicht de herkomst ervan weten. De Amsterdamse schrijver G.A. Bredero produceerde in de Gouden Eeuw in slechts zeven jaar tijd stapels teksten. Uit deze teksten gebruiken we nog steeds uitdrukkingen, woorden, typeringen. Zijn werk heeft in meer opzichten de tijd overleefd. Ook al zal een gemiddelde scholier niet opveren bij zijn naam, de thema’s waar hij over schreef en vooral: de manier waarop hij erover schreef blijft humoristisch. Ook als je een vertaling nodig hebt van zijn werk.

Deze VakTaal bevat een bijzondere hertaling van een van de gedichten van Bredero. We hoeven ons in de huidige tijd niet meer te houden aan de strakke regels rondom de dichtkunst die de rederijkers oplegden. Des te leuker is het om te zien hoe een net twintiger zich redt met petrarkistische poëzie.

Het mooie is dat ook Brederos’ leven en vooral zijn dood met mythevorming is omgeven. Dit sluit naadloos aan bij de huidige tijd van Netflix dat barst van de ‘op de werkelijkheid gebaseerde’ dramatische documentaires over jonggestorvenen, tragische ongelukken en verwijzingen naar mogelijke cold cases. Jeroen Jansen laat ons in deze editie zien hoe teksten gebruikt en gelezen kunnen worden als silent witnesses. Waarom of waaraan Bredero zo jong gestorven is, weten we niet. Maar dat hij niet in elkaar gezakt is, maar dood neergevallen kunnen we lezen. En Jeroen Jansen sluit hiermee op aannemelijke wijze bepaalde doodsoorzaken uit.

Bredero staat inhoudelijk vooral bekend om zijn humoristische teksten waarin hij verschillende typen mensen bekritiseert. Johanna Ferket laat zien hoe Bredero zijn humor inzet en waarom hij er zo mateloos populair mee werd. Cora van de Poppe vult dit beeld aan door naar taalconstructies in Bredero’s teksten te kijken. Het ‘Hollands’ van Bredero laat zien wat een taalkunstenaar hij is geweest, en hoe goed zijn toehoorders de taal beheerst moeten hebben om te genieten van zijn humor, spot en typeringen.

Bredero’s taal is niet meer van deze tijd, zijn thematiek is dat wel. Van Gemert maakt – soms pijnlijk – duidelijk hoe immigratie en integratie, ideeën over nieuwkomers en geloof naadloos over de huidige tijd geprojecteerd kunnen worden. De schrijvers 400e sterfdag is aanleiding geweest tot het Bredero-jaar 2018. En daarmee uiteindelijk ook tot dit nummer. Al wat den tijdt voortbrengt, den tijdt vernielen sal’ is in elk geval voorlopig niet van toepassing op Bredero’s werk.