Column 72: Liesbeth Koenen (†)

Woordspelingen, letterspelletjes, Opperlands, ik ben er geen liefhebber van. Een naam als xs4all vervult mij met plaatsvervangende schaamte: dat iemand zoiets flauws zou kunnen waarderen, dat wil er bij mij niet in. Bij mij in de straat is een bedrijfje en dat heet "Rein4ced". Ha ha! Het houdt maar niet op. Iedere keer als ik er langs fiets, kijk ik beschaamd de andere kant uit. Ik heb dat ook met palindromen, lipogrammen, a-saga's en al dergelijke ongein, door Battus onder de noemen Opperlands gevangen. Humor voor de humorlozen.

De enige persoon die meermaals serieuze pogingen deed om mij op andere gedachten te brengen, was Liesbeth Koenen. Liesbeth is onlangs overleden. Overigens hebben haar pogingen gefaald. Dat kan je denken.

De dood van Liesbeth Koenen is een groot verlies voor de taalkunde en de neerlandistiek. En dan met name de wetenschapsjournalistiek in deze sector. Want deze markante, intelligente en gedreven vrouw heeft veel voor de verbreiding en de interpretatie van het vak gedaan. En wie haar persoonlijk gekend heeft, zal haar niet licht vergeten: haar kloeke gestalte, de grote en krachtige stappen waarmee zij liep, haar forse stem, en haar al even robuuste meningen over zaken en personen. En niet minder haar toewijding en liefde voor al wat en al wie haar lief was.

Ik heb haar enkele jaren vaak ontmoet. Het was in de tijd dat we allebei meewerkten aan het NOS-radioprogramma over taal. Eerst heette het "De Taalshow", later "Wat een Taal!". Jan Roelands was ermee gestart, en na zijn dood werd het voortgezet door Jannie Verheyen. (Als ik me niet vergis is het later, nadat Jannie nogal onelegant gewipt was, voortgezet door Frits Spits). In ieder geval: er was een kring van vaste medewerkers, onder wie dus ook Liesbeth Koenen en ik. Zo ontmoetten we elkaar om de paar weken. Liesbeth heeft me ook verschillende keren geïnterviewd, en ik mocht bij haar thuis komen. Voorzover ik mij kan herinneren waren we het zelden eens. U kunt dan ook moeilijk twee personen vinden die meer van elkaar verschillen. Onder andere over die Opperlandse flauwekul dachten wij nogal verschillend. Ook haar overige ideeen over taal stonden trouwens ver, heel ver, bij mij vandaan. Maar geen fairder discussiepartner dan Liesbeth.

En het mag zeker wel weer eens gezegd: Liesbeth heeft een hele reeks prachtige boeken geschreven, en vele artikelen. Ze was een wetenschapsjournaliste van de bovenste plank. Als we haar Opperlandse voorliefde door de vingers zien (ze was persoonlijk goed bevriend met Hugo Brandt Corstius) zou ik hier met name graag haar boek over gebarentaal willen noemen (samen met Tony Bloem en Ruud Janssen). Voor de positie en de erkenning van gebarentaal heeft ze belangrijk werk gedaan.

Ik weet geen betere en voor Liesbeth karakteristieker slotzin dan de titel die zij zelf aan een van haar boeken heeft meegegeven: "Het vermogen te verlangen (9 letters)".