Column 70: Een geschiedenis van het citeren

Elizabeth Knowles d'r jongste boek valt een beetje tegen. Het heet 'And I quote...': a history of using other people's words (Oxford 2018). Mijn belangrijkste bezwaar is, dat het helemaal geen geschiedenis van het citeren is. Had mevrouw Knowles een kruidenierswinkel, we zouden haar voor de reclamecode-commissie dagen wegens misleiding.

Een echte geschiedenis van het citeren, dat lijkt me een fantastisch boek. Op de titel af heb ik Knowles' boek dan ook onmiddellijk gekocht. Ik bedoel een boek dat, hoe schetsmatig ook, ons vertelt of en hoe er door de eeuwen heen geciteerd is, en wat er zoal geciteerd werd. Me dunkt dat het citeren minstens al ruim aanwijsbaar is in de bijbel, waar in het Nieuwe Testament voortdurend het Oude Testament geciteerd wordt. Mogelijk is er al citering binnen het Oude Testament, van het ene naar het andere bijbelboek.

Citeert Plato? Citeert Aristoteles? Ik zou het niet weten, maar als mevrouw Knowles zich gehouden had aan haar eigen titel, hadden we daarover wellicht iets vernomen. Ik meen te weten (maar ik ben niet zeker), dat allerlei Romeinse auteurs als Vergilius, Tacitus en/of Seneca wel degelijk andere schrijvers citeren. Kijk, daar had ik graag iets over vernomen.

Positief zeker ben ik over het veelvuldig citeren door middeleeuwse auteurs. Veelal naar kerkvaders en antieke filosofen, en soms naar de bijbel. Bij afwezigheid van standaardedities, overal beschikbaar in bibliotheken, is middeleeuws citeren altijd een beetje vaag: lang niet altijd kunnen we het bedoelde citaat terugvinden, menigmaal is het een beetje verdraaid of ingekort of uitgebreid, en soms is de hele auteur ons onbekend. Maar er werd heel zeker geciteerd.

De gouden tijd voor het citeren brak aan met de Renaissance. Eerst en vooral doordat de intellectuele eigendom van een citaat belangrijk gevonden werd. Dit werd enorm geholpen door het beschikbaar komen van betrouwbare tekstedities. Hier begint dan ook de periode van de informatieve voetnoot, die ons inlicht over de precieze herkomst van het citaat.

Heel de Renaissance-periode wordt er massaal geciteerd: eerst en vooral klassieke schrijvers, dan uit de bijbel, maar gaandeweg ook meer en meer uit latere auteurs als Shakespeare, Cervantes, Montaigne, Multatuli, Elsschot.

Deze gouden tijd heeft geduurd tot in onze dagen. Maar nu loopt die snel af. Niet alleen wordt steeds slordiger gedacht over de waarde van precies citeren, ook is het vinden van de correcte formulering op internet steeds moeilijker. Om nu ook eens iets uit het boek van Knowles te citeren (maar het is daar ook al een citaat; zie blz. 7): "On the internet, you can never be quite sure who said what". Knowles heeft er een voetnoot bij, maar veelzeggend genoeg heeft ze niet kunnen achterhalen wie dat gezegd heeft.

Ik bedoel maar: als er eens een echte geschiedenis van het citeren komt, koop ik die meteen. De tipgever kan van mij Knowles cadeau krijgen, zo goed als nieuw.

 

Joop van der Horst (Leuven)