Column 68: De kraaien dezer wereld

Wat je vaak ziet is dat mensen die hoog van de toren blazen als het om de Nederlandse taal gaat, zelf nogal slordig omspringen met onze taal. Of haar zelfs regelrecht geweld aandoen. In de loop van lange jaren krantenstukjes schrijven heb ik honderden brieven gekregen van bezorgde lezers die met zekerheid wisten dat onze taal verloedert, brieven die zelf in een taaltje gesteld waren waar de honden geen brood van lusten.

Vroeger had je ook W.F. Hermans, een groot schrijver, met krasse meningen over andermans taalgebruik en zelf een zeer matig stilist. Gezien zijn eigen niveau van taalbeheersing had hij juist op dit gebied beter een toontje lager gezongen. Zijn uitvallen hadden iets potsierlijks. Maar van de doden zal ik verder geen kwaad spreken. Wat ook helemaal niet nodig is nu we Jean Pierre Rawie hebben.

Jean Pierre Rawie heeft pittige meningen over andermans taalgebruik terwijl hij zelf een idioot soort Nederlands hanteert. Bovendien is Rawie nog in leven, voorzover ik weet. Je moet de Nederlandse taal wel vurig haten als je die taal zo schabauwelijk behandelt als Rawie doet.

Ik heb zijn boek Verstrooid van schoot (Amsterdam 2018) gelezen. Daar lezen we op bladzijde 194 over koning Willem-Alexander: "hij spreekt net zo beroerd Nederlands als de meeste zijner onderdanen". Die kan de koning in zijn zak steken. Min of meer ter toelichting staat er tussen haakjes: "Ik besef me". Met de suggestie: een koning die zoiets zegt, spreekt beroerd Nederlands. Evenals "de meeste zijner onderdanen". Ik ga over taalkundige zaken nooit in discussie met leken, maar vakgenoten zien natuurlijk dat de formulering een ernstige tegenstrijdigheid bevat. Zie trouwens ook bladzijde 24.

Als Rawie wil zeggen dat iemand een idee kreeg, schrijft hij niet gewoon "Pietje kreeg een idee", maar is "de ingeving deelachtig geworden" (228); als Rawie ergens een jongetje ziet staan, is het: "ontwaarde ik een knaap" (229); "ik zei dat het niet waar was" wordt bij hem al gauw "Ik ontkende zulks waarheidsgetrouw" (229). Menige puber heeft ruzie met zijn vader, maar bij Rawie is dat "Gedurende één dier beschouwelijke twistgesprekken, die men op jeugdige leeftijd met zijn verwekker voert" (241). Enzovoort, enzovoort. Inclusief ontsporingen als "een mij bevriende pastoor" (189).

't Is een stijltje dat het midden houdt tussen Olivier B. Bommel en Anton Pieck. Het krioelt er van de hele en halve antiquiteiten, waarvan sommige vroeger echt bestonden en andere van eigen maaksel zijn, en in geen verleden ooit zo samen voorkwamen.

Je moet ervan houden. Natuurlijk is het Rawies goed recht om Anton-Pieck-Nederlands te schrijven. Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar als de kraaien dezer wereld de merel gaan verwijten dat hij niet goed krast, wordt het tijd het op te nemen voor de merel.

​​​​​​​Joop van der Horst (Leuven)