Column 52: Mijn taal

Vroeger had je Tweede Paasdag en Werelddierendag en Moederdag, en verder niks. Tegenwoordig zijn er meer dagen, en zelfs hele weken en maanden. Er is de Dag van de Secretaresse, de Dag van de Leerplicht, de dag van Atletiek, we hebben de Boekenweek, en daarnaast ook een Week van het Spannende Boek, de Open Monumentendag, de Week van de Aardappel, de Maand van de Geschiedenis en de Maand van de Grafiek. Onder andere. Want bijna iedere dag en iedere week is nu wel een dag van iets of een week van de dit of dat. Er is nu ook een Week van de Nederlandse Taal.

Over Moederdag werd vaak gemopperd: commercieel gedoe. Ik vermoed dat de meeste andere dagen en weken en maanden even commercieel zijn, al ben ik over die week van de aardappel niet zeker.

Er is veel te doen in de Week van de Nederlandse Taal. Voordrachten, lezingen, panel-discussies, quizzen, presentaties van nieuwe taalboeken, speurtochten, taalkundige wandelingen, je kan het zo gek niet verzinnen. Doordat het niet lukt om voor alle lezingen en panel-discussies taalkundigen uit te nodigen, tref je ook sprekers die van toeten noch blazen weten maar graag bereid zijn het hoogste woord te voeren. Over taal mag immers iedereen meepraten.

Ik trof er een die met verve sprak over "mijn taal", waar "ze" van af moesten blijven. Dat "ze" bleef gelukkig een beetje in het vage. Meer verrast was ik door de woorden "mijn taal".

Wij hadden vroeger zo'n buurman. Die had het over "mijn auto" en "mijn huis" als hij de auto bedoelde van het hele gezin, en het huis waarin hij samen met zijn vrouw en drie kinderen woonde. Ik heb dat altijd vreemd gevonden, en oneigenlijk, als het "onze auto" en "ons huis" moet zijn.

Zo ook deze man die sprak over "mijn taal".  Meer nog dan die auto en dat huis is de taal immers collectief bezit. Of eigenlijk zelfs helemaal geen bezit. Het gebruik van "mijn" is hier minder onschuldig dan het misschien lijkt. Juist door de taal voor te stellen als (privé-)bezit, kon deze spreker ertoe komen allerlei invloeden van "ze" af te wijzen, en ingrepen voor te stellen waar ik volstrekt geen voorstander van ben.

Veel discussies over taal zouden zinniger verlopen als men besefte dat taal geen privé-eigendom is, feitelijk zelfs helemaal geen bezit, van niemand. En dat men er, in het beste geval, slechts tijdelijk gebruik van mag maken.

Joop van der Horst (Leuven)