Blog 25: Eenzelvigheid

Ik wil niet beweren dat bloemlezingen de beste manier zijn om gedichten te lezen. Uiteindelijk gaat er niets boven de bundel zoals die door de dichter zelf is samengesteld.

Maar bloemlezingen zijn wel een middel om dichters te leren kennen, een voorproefje, een staalkaart. Ik denk zelfs een onmisbaar soort staalkaart. En vaak extra boeiend doordat de bloemlezer met zijn keuze ook zelf aan het woord is.

Bijvoorbeeld de bloemlezing van Gerrit Komrij, of nu die van Arie Boomsma. In Nederland en Vlaanderen minder bekend is Kersvers (Boedapest 2009), een bloemlezing Nederlandstalige pozie ruwweg van de laatste honderd jaar, samengesteld door enkele neerlandici uit Wroclaw, Belgrado en Boedapest (Adrienn Dissi, Irena Barbara Kalla en Jelica Novaković) (bestellingen: adri.diossi@gmail.com).

Om allerlei redenen verdient deze bundel het om ook binnen Nederland en Vlaanderen gelezen te worden. Onder andere om het feit dat er bij groepen gedichten en periodes informatieve inleidingen zijn, en zeker ook omdat op veel plaatsen woordverklaringen en uitleg wordt gegeven. Er valt veel moois over dit boek te zeggen, maar dat moet iemand anders maar eens doen. Ik beperk me nu tot die woordverklaringen.

Voor buitenlanders die Nederlands leren, zijn woordverklaringen natuurlijk nuttig. Maar lopen ze de moedertaalsprekers niet voor de voeten? Dat staat nog te bezien. Ik heb de indruk dat de modale Nederlandse lezer evenzeer wel wat uitleg kan gebruiken. Misschien niet altijd bij dezelfde woorden als de Hongaarse of de Tsjechische lezer, maar toch.

Neem nu het allereerste gedicht. Dat is "De cactus" van Jan van Nijlen. Het gaat zo:

"Kaal staat hij voor de blankheid der gordijnen,
Verschrompeld in wat kiezel en wat zand
En mist zijn ziel: het alverschroeiend schijnen
Der eeuwge zomer van zijn vaderland.

Maar aan het einde van zijn lijdzaam dulden,
Spruit op een lichte morgen, als een vlam
Van 't heet verlangen dat hem gans vervulde,
Een bloem van heimwee uit zijn dorre stam.

Hij bloeit; en in die onverwachte droom
Laat hij een stond zijn heimlijk wezen blinken
In 't graf van broze bloemblad en aroom,

Zooals de dichter die, na harde strijd,
Zijn innigst voelen in een lied doet klinken

En weerkeert tot zijn oude eenzelvigheid."

Bij eenzelvigheid staat de verklaring "introversie". Van Dale kent het woord eenzelvigheid niet, maar wel eenzelvig, en daarop lijkt de aantekening gebaseerd. Allicht dat de Nederlandse lezer het zo opvat. Maar heeft de Antwerpenaar Van Nijlen het ook zo bedoeld? Ik waag dit te betwijfelen. De cactus die bloeit lijkt integendeel juist eindelijk naar buiten te treden, hij doet immers een lied klinken. Me dunkt wel het tegendeel dus van introversie. De aantekening maakt de slotregel onbegrijpelijk.

In België had (en heeft) eenzelvigheid een andere waarde dan in Nederland. Hier kennen we tot op de dag van vandaag de eenzelvigheidskaart, die zijn naam wel te danken zal hebben aan angst voor het te Franse identiteitsbewijs. Maar hoe dan ook, Van Nijlen en zijn cactus lijken me met hun lied en hun bloem zich niet af te sluiten van de wereld om hen heen, maar veeleer juist hun identiteit te tonen, hun eigenheid, hun ware zelf.

Joop van der Horst (Leuven)